Ik blader wat door papieren. Ik doe eens wat proefberekeningen. Ik scroll eens door de app heen. Een heleboel van deze cijfers zeggen mij opvallend weinig. Ik antwoord een paar keer ‘nee’. Een paar keer ‘ja’. Nog een paar keer ‘nee’. Ik vink weinig aan: ik heb niet in het leger gezeten, en bezit geen culturele investeringen (?). Ik heb geen erfpachtcanon (?) en ik heb geen andere kinderen dan die ene.
Juist, het aangifteseizoen loopt op z’n einde, en ik ploeter me een weg door de aangifte van m’n vriendin, die gewoon eerlijk toegeeft dat ze het ook niet weet. Het enige dat zij weet is haar DigiD. Toch? Of was het nou met een uitroepteken? Nee. Ook dat niet.
De Belastingdienst heeft de afgelopen jaren wel stappen gemaakt: salarisinformatie en hypotheekinfo staat al netjes vooringevuld, maar wil je deze controleren heb je alsnog wel je jaaropgave nodig, een papiertje dat ergens rondslingerd op een eindeloze stapel aan ‘wat-doe-ik-hier-precies-mee-papieren’.
Als de Belastingdienst klaarblijkelijk zoveel informatie over mij en ons huis heeft, waarom weten ze dan niet hoeveel kinderen er zijn, en of er iets gedaan moet worden met een erfpachtcanon. Ze weten toch ook wel dat ik geen dienstmilitair ben? Al die vinkjes, ja- nee vragen en informatie die ze van me willen: was het niet veel handiger als de Belastingdienst de zaken zou afhandelen met, ja, met wie eigenlijk? Met zichzelf? Dat er een blauwe brief zou komen met daarin één voorstel. En dat je tegen dat voorstel in beroep kan als je er niet mee eens bent? Het zou allemaal zoveel schelen.
Ik klik me door nog wat schermen heen, en ineens ben ik klaar. Ik teken digitaal en dat was m weer. Vertwijfeld klap ik de laptop dicht. We wachten de voglende stroom blauwe brieven weer netjes af.