In de tijd van Michael Boogerd was het altijd hopen op misschien 1 klein overwinninkje in een bergrit. Heel soms kwam die er ook. En héél soms won er een Nederlandse renner ineens een grote klassieker. Maar de kansen bleken altijd moeizaam.
Tot dit jaar: de winnaar van de Giro en de wereldkampioen tijdrijden hebben zelfs dezelfde naam: Dumoulin. En dat niet alleen: er werden ook andere etappes gewonnen, onder meer Mollema in de Tour, maar zelfs de mooiste sprintetappe: die op de Champs Elysees was prooi voor Dylan Groenewegen. Kelderman deed het op zijn beurt weer uitstekend in de Vuelta, en kukelde de laatste dag op de Angliru van het podium. En bij de vrouwen hebben we ook een Nederlandse wereldkampioen tijdrijden met Annemieke van Vleuten én een olympisch kampioen op de weg. Wat een enorme weelde.
Dit blog heeft meer dan eens geschreven over Nederlands wielersucces, maar dat er zóveel wielersucces zou zijn in één jaar is toch een opmerkelijke prestatie. En het lijkt ook niet op korte termijn op te houden, want zowel Dumoulin, Kelderman, Kruiswijk en Mollema zijn nog jong genoeg om een aantal keer fantastisch mee te doen in de grote rondes. En als bijvoorbeeld iemand Wout Poels nog een keer kopman maakt dan rijdt deze ook mee om de prijzen.
Het grote gevaar is wellicht dat we nu teveel gaan verwachten. Dat de grote rondes altijd Nederlanders zullen hebben. Dat zou tegen kunnen vallen, maar mijn vermoeden en hoop is is dat Dumoulin de komende jaren niet de laatste Nederlander is die grote prijzen kan pakken. En dat is toch uitstekend nieuws.