Heel soms start je op Netflix zo’n documentaire op waar je dan naar blijft kijken. Dit is er zo eentje. Eigenlijk is het niet eens een documentaire maar meer een heel lang interview met Jim Carrey met groteske baard.
Jim Carrey werd bekend door rollen in The Mask, Dumb & Dumber en Ace Ventura Pet Detective. Allemaal films waar ik in de jaren ’90 van in een deuk lag, en met mij de wereld: Carrey werd een grote ster en ging in serieuzere films spelen. Deze docu gaat over Man on the Moon, een biopic van Andy Kaufman, een soort mysterieuze satiricus die ook daadwerkelijk geleefd heeft.
Deze docu laat zien hoe Carrey in de huid krijgt van Kaufman, tot een niveau dat zelfs de familieleden van Kaufman hem een soort van erkennen als zoon, broer en zelfs vader.
Om dit te doen is Carrey dagen- en zelfs wekenlang Kaufman: niet alleen op de set, maar ook ernaast. Dit leidt tot allerlei spanningen en problemen omdat Kaufman (en dus Carrey) allerlei zaken zoveel mogelijk proberen te ontregelen. Tel daarbij op dat er ook nog een alter-ego van Kaufman/Carrey is, genaamd Tony Clifton: een dikke en vervelende schobbejak die Carrey gemakshalve ook speelt vanuit een method-acting achtige setting. De reacties die dit veroorzaakt op de filmset laat zich raden: Carrey raakt tot vervelens toe niet uit z’n rol, en iedereen (Danny de Vito incluus) beseft op een punt in tijd dat ze het spel het beste mee kunnen spelen.
Dit alles leidt bij Carrey tot inzichten over hoe- en waarom hij deze absurde missie tot een einde wil brengen en eigenlijk heb ik 1,5 uur ademloos zitten kijken.