Hoofdstuk 1
Het was iets na drieën dat ik de telefoon opnam. Ik stond met een gele vaas in mijn handen die ik zojuist uit de verhuisdoos had gehaald. Een kordate vrouwenstem stelde zich voor als Joke en zei dat Paco klaar was voor vertrek.
‘Paco?’ vroeg ik niet-wetend wat de vrouw op doelde.
‘Jazeker, hij is al helemaal opgewonden, alsof ie weet dat u m vandaag op komt halen.’
Ik wist niet precies wat er aan de hand was, maar Joke klonk bemoedigend. Ik had zin om dit als misverstand uit de wereld te helpen maar zei: ,Hoe laat kan ik m op komen halen?’
Die middag reed ik naar het asiel, iets buiten de stad. Met enig geluk had ik teruggevonden waar het asiel was; ik had het nummer waarmee ik gebeld was Gegoogled en nu was ik onderweg naar Dierenasiel ‘de laatste kans’, een wat sneue naam voor aan asiel, maar soit, als Paco hier was dan moest ik m maar gewoon komen halen.
Eenmaal aangekomen voldeed het asiel van buiten in ieder geval vast aan alle clichés die ik me kon voorstellen: een oprit met grind met daaraan kleine onooglijke gebouwtjes met een incidentele kooi. Ik moest een keer rond het gebouw lopen om te zien waar de ingang was en toen ik de deur opendeed zag ik dat het binnen in de ‘laatste kans’ niet veel beter was. De vrouw achter de kleine balie keek op. Ze had kort haar en een bodywarmer aan, een kledingstuk waarvan ik me altijd af had gevraagd of dat nou functioneel was. Ik wou haar er naar vragen, maar dat lukte niet helemaal.
‘Wilt u de deur achter u dichtdoen? Anders lopen ze hier zo weer weg’ bitste de vrouw. Gedwee deed ik de deur dicht. ‘Teef’ dacht ik.
‘Vertel, waarmee kan ik u helpen?’ vroeg de vrouw.
‘Ik kom Paco ophalen’.
‘Ach!’ De vrouw keek verrast ‘Paco!’
‘Inderdaad’. Gek genoeg was het geen moment bij me opgekomen om te vragen welk dier Paco was. Dat leek me ook vrij onlogisch als je wordt gebeld door iemand die je vertelt dat hij gereed is. Ik bad dat er geen andere dieren waren die ook Paco heetten zodat ik ook nog een beschrijving moest geven, maar de vrouw veerde op uit haar stoel en pakte een sleutelbos: ‘Loopt u maar mee’.
We liepen door het asiel, langs kooitjes met poezen en een enorme vogelkooi, in woordzoekers ook wel bekend als volière. Ik keek geïnteresseerd rond, het kon zomaar zijn dat Paco hier ergens tussen stond en dan zou ik alert moeten zijn, want ik moest en zou Paco direct herkennen. ‘Laten we even op zoek naar Joke, die is met Paco bezig geweest’ zei de vrouw in bodywarmer. We liepen twee deurtjes door en stonden op een klein binnenplaatsje waar een aantal honden stonden. ‘Dit is Joke, die heb je tijdens het eerste gesprek vast ook al gesproken.’ Joke keek verrast en ik begon me zorgen te maken. In het beste geval was ik de broer, neef of buurman van de persoon die Paco op had moeten komen halen maar ondanks haar gefronste wenkbrauwen gaf Joke geen krimp en gaf me geroutineerd een hand. ‘Wat fijn dat u er bent’ zei ze.
‘Nou, ik heb me ook enorm verheugd’ zei ik, half naar waarheid; ‘Paco klaarblijkelijk ook’.
‘Nou en of! Hij is de hele dag al buiten zinnen’ zei Joke, ‘wacht, ik zal m even halen’. Ze liep door een smalle kier het schuurtje in en kwam terug met een hond. ‘Kijk Paco! Dat is je nieuwe baasje.’
Een moment stond ik perplex. De hond die zojuist naar buiten gekomen was was lichtbruinig, een Labrador zei mijn gebrekkige hondenkennis. Het beest keek enigszins stoned uit z’n ogen, alsof ie met hele andere dingen bezig was. Even leek het zowaar alsof hij Joke echt had gehoord en tilde zijn hoofd wat verder op om mij te bekijken. Hij had een zwarte halsband om. Joke begon te praten, over het feit dat ie was ontwormd, dat ie steeds minder schuw tegen mensen was en dat ie ook rustiger was tijdens het uitlaten. Ze informeerde of ik een tuin had waar ie vrij kon bewegen en of ik andere huisdieren had. ‘Ja’ loog ik en ‘Nee’ loog ik niet.
Het is eigenlijk ongekend hoe snel je een hond in ontvangst kan nemen. Zelfs als ie niet van jou is, of niet voor jou bedoeld is. Een klein kwartier later stond ik buiten, met mijn nieuwe huisdier. Al bij de auto vroeg ik me af waar ik aan was begonnen. Moest ik dat beest serieus op de bijrijdersstoel tillen? ‘Kom, Paco’ probeerde ik. Hij nam een flinke hap in de bekleding van de stoel. En opeens wist ik het. Deze ontmoeting was geen toevallig misverstand. Deze hond zou mijn leven kleuren. Deze sukkelige hond die nu de bekleding op probeerde te eten zou mij tot op de dag van vandaag bezig houden. Deze hond was niet zomaar een hond: Paco zou mijn Samson, Rataplan en Lassie in één worden. Deze hond zou dingen doen die ik nooit durfde. ‘Paco, stop daar eens mee’ zei ik, maar het was al te laat: een stuk van het opvulsel van de stoel verdween in z’n mond. Wat een karakter, en wat een volslagen maf beest.