Ik heb pas twee keer meegedaan aan de 4 mijl, het grootste hardloopevent in Noord Nederland.
De eerste keer omdat het me leuk leek om vlak voor de geboorte van Ties nog eens iets sportiefs op te pakken, en de tweede keer omdat ik baalde van de tijd van de eerste keer lopen.
Vooropgesteld: ik vind de 4mijl een prachtig evenement: duizenden lopers die vanuit Haren naar hartje centrum lopen, met onderweg écht écht heel veel publiek. Door je geprinte voornaam op je loopnummer krijg je ook veel persoonlijke aanmoedigingen van mensen die je helemaal niet kent.
De 6,45 kilometer liggen me alleen voor geen meter. En ik weet niet zo goed hoe dat komt. Ik heb in m’n leven best wat grotere rondjes gelopen, zoals de 8 van Apeldoorn of de Singelrun in Utrecht maar op de één of andere manier had ik het de afgelopen twee keer zwaar (tweede keer) tot ontzettend zwaar (eerste keer) tijdens het lopen.
Nu moet ik er bij bekennen dat ik de tweede keer ongeveer een uur van te voren bedacht dat ik m alsnog ging lopen, dus dat was niet de ideale voorbereiding. Maar de eerste keer was een hel waarin ik onderweg minstens 1.000 keer dood ben gegaan en zelfs halverwege dacht aan opgeven. Dat had ik toch niet van mezelf verwacht op zo’n kort afstandje. Het was zelfs niet zo dat ik niet getraind had: tijdens trainingsrondjes had ik de afstand ruim en eenvoudig uitgelopen.
Dit jaar wil ik het mysterie van de 4 mijl voor eens en voor altijd ontrafelen, en dat deed ik gisteravond met een klein trainingsrondje. Nog tijd genoeg voordat het oktober is.
En dan eindelijk eens een fijn stukje hardlopen, liefst met een fatsoenlijke tijd.