Als jochie van 12 vond ik vuurwerk geweldig. Dat begon na kerst, wanneer er vuurwerkfoldertjes bij diverse verkooppunten lagen. Die bekeken we dan uitvoerig. We maakten zelfs Excel sheets om te berekenen wat we met het budget konden kopen. Jaja.
Eenmaal gekocht staken we dat vuurwerk af. Door de jaren heen werd de berg gekocht vuurwerk steeds groter, tot het punt dat ik me kan herinneren dat we 6 sloffen astronauten hadden gekocht. In zo’n slof zitten 10 pakjes van 20 rotjes, of 20 pakjes van 10. In die tijd deed ook illegaal vuurwerk z’n intrede zoals strijkers en later nitraat en lawinepijlen. Die kochten we als verstandige jochies natuurlijk niet, laat staan dat we die af durfden te steken.
In plaats daarvan hadden we het druk genoeg om pakken met rotjes weg te werken, en kleine vuurpijltjes, verpakt in bundels van 140 stuks. Hele dagen stonden we met aansteeklontjes buiten te knallen. Op 30 december deden we dat bij m’n opa en oma. Alle neefjes en nichtjes kwamen dan ook, en die staken ook vuurwerk af.
Pas veel later realiseerde ik me dat vuurwerk afsteken een gevaarlijke bezigheid is waarbij ieder jaar veel slachtoffers vallen. Daar was ik destijds natuurlijk niet zo mee bezig. Ik snap de aantrekkingskracht van vuurwerk wel: even lekker gevaarlijk doen omdat het kan. En het was ook gewoon behoorlijk spectaculair als de buurman een 100.000 – klapper uitrolde in de straat die minutenlang de muren deed trillen.
Als je nu naar de cijfers kijkt van de schade ieder jaar dan is het eigenlijk gewoon onverantwoord om er mee verder te gaan. Stiekem ook jammer, want ik gun iedereen het plezier dat ik destijds had tijdens het afsteken. Die koude handen, die stank in je jas die nog dagenlang bleef hangen: die perceptie van groot gevaar die je steeds heel kort voelde wanneer je iets aanstak, hoe klein ook.
Maar het is simpelweg te gevaarlijk. En onnodig. Dus we moeten er gewoon mee ophouden.
Een heel gelukkig 2019.