Formule #1 de omslag

Net toen het écht een verschrikkelijk saai en eenzijdig seizoen dreigde te worden gebeurde er gisteren in Oostenrijk iets heel bijzonders. Dat Max won was mooi, maar wat er op de baan gebeurde was eigenlijk nog veel mooier.

We zagen twee toekomstig wereldkampioenen op het scherpst van de snelde – en in de laatste ronden – knokken om de winst. Die winst ging dus naar Max, maar de strijd tussen hem en LeClerc was ronduit fantastisch om te zien.

Mercedes ondertussen deed niet meer mee. Hitteproblemen en slordigheden van Hamilton zorgden ervoor dat het team kleurkloos op plek 3 en 5 eindigde. En daar was iedereen eigenlijk ook al heel blij mee.

De kans dat we over twee weken weer een race zien in verzengende hitte lijkt niet zo groot, over twee weken staat Hamiltons thuisrace op Silverstone op het programma. Dus dan is de status quo waarschijnlijk weer terug. Maar deze zondag had alles wat F1 nodig had: spanning, sensatie, inhaalacties, fouten en strijd vanaf minuut 1 tot de allerlaatste ronde. Heerlijk

Gezien: documantaire Knock Down The House

Netflix taste diep in de buidel om deze documantaire te kopen. Na verluid werd er bijna 10 miljoen dollar besteed aan deze documantaire en daarmee is het meteen de duurste aangekochte documantaire ooit voor het platform. Maar is het ook kijkwaardig genoeg, wetende hoe het afloopt?

We volgen vier vrouwen die meedoen aan de mid-term verkiezingen in 2018. Deze verkiezingen zijn voor veel senatoren ietwat een ‘moetje’: veel van hen zijn al heel lang niet uitgedaagd. We volgen deze vier vrouwen, waarvan Alexandria Ocasio-Cortez de bekendste is geworden: zij versloeg – volledig tegen de verwachting in – Joe Crowley versloeg: de zittende senator die al sinds 2009 een senator was en was opgeklommen tot derde man in de democratische partij.

Dat het politieke landschap verdeeld en verziekt is was sinds de komst van Trump al wel duidelijk. Daarom is het mooi dat de documantaire deze vier vrouwen volgen die alle vier hun eigen motivatie hebben om mee te doen, en bepaald geen carierepolitici zijn. Je ziet in beeld wat je moet doen om in Amerika aan de bak te komen. Een eindeloze hoeveelheid flyeren, bellen en in zaaltjes spreken.

Dat de gevestigde politieke orde het de laatste jaren steeds lastiger heeft gekregen is inmiddels wel duidelijk. En dat deze uitgedaagd kan worden wordt eens temeer duidelijk. Maar dat deze ook echt verslagen kan worden, dat is geheel nieuw en dat wordt prachtig in beeld gebracht door deze documantaire waar het enige manco is dat je eigenlijk al weet hoe het eindigt: met winst voor AOC.

Zuck & de pivot*

*Pivot, startup term voor een omschakeling: een verandering in business model

De afgelopen jaren ben ik – net als eigenlijk iedereen – Facebook veel kritischer gaan volgen. Toen ik ergens in 2013 voor mezelf begon zag Facebook er nog heel anders uit. Niet geplaagd door politieke schandalen en datalekken was het een platform dat Hyves had weggedrukt, en onwijs goede mogelijkheden bood voor merken om in contract te komen met nieuwe doelgroepen.

Tientallen schandalen, datalekken en algemene bloopers later is Facebook als bedrijf flink in opspraak geraakt. Maar daar wou ik het in dit stukje eigenlijk helemaal niet over hebben. Ik wou iets schrijven over het nieuws deze week dat Mark Zuckerberg – de baas – een nieuwe richting van het bedrijf aankondigde: die van privacy en encryptie. En vooral die eerste was altijd slecht belegd bij Facebook, een bedrijf dat je tot in treurnis digitaal achtervolgt.

De afgelopen jaren kocht Facebook ook Instagram en WhatsApp, en dit waren dan ook de succesnummers want de grote blauwe reus van weleer is toch enigzins gaan lijden onder moeheid. Volgens Zuck bestaat het digitale dorpsplein niet meer en verschuift conversatie en sociale interactie naar private gesprekken in groepsapps – zoals WhatsApp.

Ik denk niet dat dit perse komt doordat de sociale interactie perse verandert: zijn platform biedt domweg geen geborgen omgeving meer om te doen waar het ooit voor bedoeld was: een soort gezellige tombola met al je vrienden die van alles en nog wat delen op hun timeline. De huidige Facebook timeline is gevuld met ‘viral video’s’, mensen die je niet kent en merken: heel veel merken en advertenties. Niet bepaald een gezellig dorpsplein.

Daarbij heeft het team van Facebook de laatste jaren de volledige trucendoos opengedaan om iets te bewerkstelligen dat in expert-termen wordt beschreven als growth hacking. Growth hacking is het idee dat je retentie creëert door de gebruiker een gevoel van urgentie te geven. Booking.com gebruikt dit fenomeen iets minder subtiel op de hotel-pagina’s:

  • 12 mensen bekijken dit hotel
  • De laatste kamer!
  • U hebt de beste prijs
  • Zojuist geboekt

Etc etc.

De growth hackers van Facebook hadden als doel dat jij het platform zo veel mogelijk bleef gebruiken en gebruikten hier alle trucs voor die ze konden bedenken: vriendschapsvoorstellen en meldingen over ‘deze vage kennis gaat naar dit evenement bij je in de buurt’. Het idee dat je ook Messenger kon installeren of ‘marketplace’ kon gebruiken: geen middel werd geschuwd om jou weer terug te krijgen waar Facebook je graag wil hebben: als actieve (!) gebruiker van het platform.

Ook instagram heeft hier inmiddels last van: IGTV is een functionaliteit die niemand echt wil, maar die Facebook de gebruikers opdringt om zo nog meer tijd in de app door te brengen. Want: hoe meer tijd jij doorbrengt hoe meer advertenties zij kunnen laten zien. Zo simpel ligt het.

Dat Zuckerberg nu komt met het idee om zich te gaan richten op privacy en encryptie is waarschijnlijk een laatste redmiddel: de diverse trucs op de diverse platformen hebben weinig uitwerking: mensen verlaten Facebook, en zullen dit op korte termijn ook gaan doen op Instagram, wanneer ze er achter komen dat verslaving niet goed voor je is, en Instagram een major time-killer is.

Dan WhatsApp, want hoe zit het daar dan mee? Dit is enigzins de vreemde eend in de bijt, maar ook WhatsApp gaat nog veel sterkere concurrentie krijgen, zoals het iets meer nerdy Telegram of Signal. Deze platformen doen WhatsApp na, soms met wat meer functionaliteit (Telegram) of wat meer privacy (Signal) maar ze doen fantastische dingen. Het moment dat Zuckerberg ook advertenties aanzet binnen WhatsApp, of de lelijke groei-tactieken van Facebook gaat doorzetten op WhatsApp zal er een exodus beginnen die waarschijnlijk ergens eindigt bij 1 van de twee.

Zijn bericht is dus waarschijnlijk een gok op de middel-lange termijn: kan hij met Facebook lang genoeg machtig blijven om zelf in het zadel te blijven én gebruikers aan zich blijven binden. Ik kan me voorstellen dat er binnen Facebook HQ niet zo’n beste sfeer meer is: het bedrijf is bedoezelt geraakt door de schandalen, en de voornaamste groei uit Facebook en Instagram is weg. Facebook heeft nog wel wat andere projecten, maar niets significant om revenue streams op te vangen die uit deze cash-cows kwamen. Rest niet veel anders dan toch maar proberen om de liefde terug te vinden: met privacyvriendelijke producten dus.

Volgens mij kan het allemaal best wat eenvoudiger. Ik denk dat er onderaan de streep helemaal niet zoveel mensen écht bezig zijn met hun privacy online. Ik denk dat mensen gewoon waarde hechten aan een degelijk product. Een product dat ze niet probeert te verkopen dat ze berichten moeten plaatsen. Een verhuur-website die je niet de hele tijd zit te pushen om een hotelkamer te boeken, maar gewoon een vriendelijke reus die jou in staat stelt met je vrienden te communiceren op een manier die niet alleen maar geldgestuurd is. Want ik weet zeker dat die twee dingen heus wel samen kunnen.

Waarschijnlijk is het inmiddels een beetje te laat. Maar eigenlijk is het misschien wel nooit te laat: er staan iedere dag nieuwe bedrijfjes op die dit opnieuw uitvinden, met privacyvriendelijke technologie. Die nog niet beursgenoteerd of verrot zijn. Die bedrijfjes moeten we met z’n allen een kans geven. Niet een tech-miljardair die de afgelopen drie jaar minimaal 30 keer sorry heeft moeten zeggen om alle misstanden waar hij als directeur mede-verantwoordelijk voor was – en is.

Gelezen: Afzien – Mart Smeets

Een boekje van Mart Smeets? Echt? Jazeker, deze vonden we in de schoen. En eigenlijk is dat helemaal niet zo’n gek kado. DeMart kan prima schrijven en wanneer hij schrijft hoor je t m eigenlijk zelf zeggen. Daar moet je maar net tegen kunnen, maar dat kan ik.

Mart is een sportgek. Maar dan ook echt. Hij kijkt eigenlijk alles en kan oprechte bewondering hebben voor mensen als Sven Kramer en Tom Dumoulin zonder dat dit overdreven klinkt. En ook dat is behoorlijk knap, want verafgoding heeft vaak meteen iets lelijks. Hashtag #fanboy.

Dit boekje is eigenlijk perfect voor de laatste maanden van het jaar: een beetje weemoedig, een beetje historie in een zelfde jaar. Rode draad is altijd afzien, en dat heeft Mart vrij ruim genomen. Het boekje leest gewoon lekker weg: in een paar verdwaalde halve uurtjes lees je m zo uit. Het enige jammere is het hoofdstuk over Verstappen waarin Mart denkt te moeten opmerken dat ie gewoon wat beter materiaal nodig heeft. En dat dat toch niet zo moeilijk hoeft te zijn? Tja.

Bekeken: Chihuly – Groninger Museum

Dale Chihuly (1941) is – en dan citeer ik Wikipedia – een Amerikaanse kunstenaar en een Amerikaanse glasblazer.

Het was een mooie lentedag in de winter, en mijn vriendin had het idee opgevat om met onze zoon (3) naar het Groninger museum te gaan.

Klaarblijkelijk moet het museum er hard aan trekken om genoeg publiek te krijgen, want bij binnenkomst kwam er een Bankgiroloterij medewerker op ons af die ons gratis tickets aanbood, met een kleine twist uiteraard: ,,Wel even lid worden natuurlijk, nee danku” en aan de kassa konden we een willekeurige klantenpas laten zien om alsnog €5,- korting te krijgen, in dit geval – geen grap – een IKEA familypas.

Zoals gebruikelijk in een museum is er dan nog een ietwat verwarrende rondgang langs een gratis garderobe en voor je het weet sta in het museum. En zie je, tja, wat eigenlijk? Voor ik hier een antwoord op probeer te formuleren eerst maar iets over het bezoeken van een museum anno 2019.

Het museum loopt over van mensen die de vijftig flink gepasseerd zijn en al-dan-niet gewapend met de onvermijdelijke audiotour zelfbewust door het museum rondlopen.

In de eerste zaal liepen we langs een rondleiding, met daarin een groep van bovenstaande. Het eerste kunstwerk was een groep glasbollen in verschillende kleuren.

,,Wat denken jullie dat we hier zien?” vroeg de gids. Ik vond dit een nogal vreemde vraag voor iemand die de tour begeleid en klaarblijkelijk had de grijze groep dit ook niet aan zien komen: er viel een korte stilte. Daarna kwam er iets murmelends op gang. Want stel eens dat je in zo’n grote groep iets onnozels zegt.

De kleinste in ons gezelschap had geen last van enige remmingen en kon in ieder geval wel benoemen wat hij mooi vond, of zag. En – lucky for him – er waren ook nog twee plastic dinosaurussen en een soort olifant van tentdoek. En er waren een paar schilderijen van leeuwen, koeien en honden, maar deze hoorden natuurlijk niet bij het lichtspektakel waar we voor gekomen waren.

Terug naar ‘de museumbezoeker’. Want wat drijft mensen toch om voor iedere gekleurde vaas te gaan staan en een klein toneelstukje te doen? Hand onder de kin. Moeilijk kijken. Misschien even fronsen. Het bijgeleide plakaat aan de muur lezen. Nogmaals kijken naar de vaas. Plechtig afstand nemen. En weer doorlopen. Als je met je partner bent dan kun je nog iets zeggen. Of zeggen – nette mensen fluisteren in een ietwat samenzweerderige toon die net hard genoeg is om anderen te laten weten dat je echt iets wéét. Iets filosofisch mag wel. Over vergankelijkheid, of kwetsbaarheid. Of je zegt juist iets over de vorm. We kwamen een vrouw tegen die triomfantelijk melde tegen haar vriendin dat het wel op denne-appels leek. Dát zag ze er in, melde ze vol trots met glinstering in haar ogen.

Op de middelbare school had ik klasgenoten die het niet zo erg vonden om urenlang in Keulen door het museum te lopen om stukken na te tekenen en om naar ellenlange verhalen te luisteren van een docent die niet zo interessant kon vertellen. Ik begrijp best dat er mensen zijn die urenlang door een museum kunnen struinen omdat ze écht gepassioneerd zijn over datgene dat ze zien. Maar een deel van de mensen die deze vrijdag in het museum liepen was toch vooral bezig met het idéé dat ze het heel belangrijk moeten vinden.

Terwijl: het was eigenlijk best heel indrukwekkend. Het licht in het museum zelf doet natuurlijk ook veel goeds, maar wat er staat is in ieder geval heel bijzonder. Ook als je niet alle kaartjes leest. De ‘aantekeningenmuur’ en de foto’s van de native-americans van wie een deel van de tentoonstelling een ‘inspiratiebron’ was voelden ietwat geforceerd, maar een kniesoor die daar een punt van maakt. En waarom legt niemand even uit waarom de kunstenaar een ooglapje draagt? Want dat vind ik zelf dan weer heel interessant.

Wat drijft deze wat oudere bezoeker om zich met volle overgave te storten op – ja – op wat eigenlijk? Een facade? We zouden het deze middag in ieder geval niet te weten komen. Ik maakte wat foto’s van de tentoonstelling, die zonder meer zeer fotogeniek is, zeker als je zo’n knap kind hebt als wij. Aan het einde van de tentoonstelling sloften we naar het museumcafe, waar opgeluchte bejaarden koffie dronken en appelgebak aten. Wij pakten onze jassen en liepen het frisse zonnetje in.

Gezien: the Revenant (Netflix)

Ergens tussen kerst en oud en nieuw verschenen er een heleboel nieuwe films op Netflix. Een deel daarvan verwacht je eerder in de budgetbak van de videotheek in t lokale dorp (The Mask? Terminator 1 & 2) maar een deel was juist weer oscarwaardig zoals Sully (Tom Hanks) en The Revenant met de – eindelijk – met Oscar bekroonde rol van Leonardo DiCaprio.

De film begint al vrij grimmig en wordt gedurende de film zo grimmig dat t bijna fysiek pijn begint te doen om het leed van Hugh Glass (DiCaprio) in beeld te zien. Dit ligt ook aan de ultra realistische shots waarbij de regisseur alleen daglicht en geen kunstlicht gebruikte. Niet alleen bleek dit een productietechnische uitdaging, er ontstond ook een ultra realistische wereld waarin DiCaprio vooral op de grond ligt te lijden. Desondanks vliegt de twee uur voorbij, en de eindscene met

Vuurwerk

Als jochie van 12 vond ik vuurwerk geweldig. Dat begon na kerst, wanneer er vuurwerkfoldertjes bij diverse verkooppunten lagen. Die bekeken we dan uitvoerig. We maakten zelfs Excel sheets om te berekenen wat we met het budget konden kopen. Jaja.

Eenmaal gekocht staken we dat vuurwerk af. Door de jaren heen werd de berg gekocht vuurwerk steeds groter, tot het punt dat ik me kan herinneren dat we 6 sloffen astronauten hadden gekocht. In zo’n slof zitten 10 pakjes van 20 rotjes, of 20 pakjes van 10. In die tijd deed ook illegaal vuurwerk z’n intrede zoals strijkers en later nitraat en lawinepijlen. Die kochten we als verstandige jochies natuurlijk niet, laat staan dat we die af durfden te steken.

In plaats daarvan hadden we het druk genoeg om pakken met rotjes weg te werken, en kleine vuurpijltjes, verpakt in bundels van 140 stuks. Hele dagen stonden we met aansteeklontjes buiten te knallen. Op 30 december deden we dat bij m’n opa en oma. Alle neefjes en nichtjes kwamen dan ook, en die staken ook vuurwerk af.

Pas veel later realiseerde ik me dat vuurwerk afsteken een gevaarlijke bezigheid is waarbij ieder jaar veel slachtoffers vallen. Daar was ik destijds natuurlijk niet zo mee bezig. Ik snap de aantrekkingskracht van vuurwerk wel: even lekker gevaarlijk doen omdat het kan. En het was ook gewoon behoorlijk spectaculair als de buurman een 100.000 – klapper uitrolde in de straat die minutenlang de muren deed trillen.

Als je nu naar de cijfers kijkt van de schade ieder jaar dan is het eigenlijk gewoon onverantwoord om er mee verder te gaan. Stiekem ook jammer, want ik gun iedereen het plezier dat ik destijds had tijdens het afsteken. Die koude handen, die stank in je jas die nog dagenlang bleef hangen: die perceptie van groot gevaar die je steeds heel kort voelde wanneer je iets aanstak, hoe klein ook.

Maar het is simpelweg te gevaarlijk. En onnodig. Dus we moeten er gewoon mee ophouden.

Een heel gelukkig 2019.

(Uit)gespeeld: Red Dead Redemption 2 (geen spoilers)

In het openingsweekend bracht Red Dead Redemption 2 maar liefst $725 miljoen dollar in het laatje voor producent Rockstart. Om maar even aan te geven hoe groot deze game is.

De eerste RDR speelde ik in 2010 op de Xbox 360. Achteraf kan ik rustig bekennen dat ik 8 jaar geleden een nogal ander leven had: ik woonde in m’n studiootje in Utrecht en kon doordeweeks uren besteden aan de game. Dat was ook nodig, want de allereerste game had al een erg grote kaart, flinke reisafstanden en lange missies. Dat klinkt misschien nogal saai, maar dat was het geen moment. Overal op de prairie was wel iets te doen, en de missies die je er even ‘bij’ kon doen waren talrijk. Toen ik het spel uitspeelde legde ik de controller neer en moest echt even pauzeren. Het epische einde van John Marston bleef me lang bij. Het was denk ik ook de eerste RPG van Rockstar die ik uitspeelde. Ik denk dat ik alle GTA spellen ooit gespeeld heb, de één langer dan de ander. Van GTA5 weet ik zeker dat ik deze heb uitgespeeld, een game die ik daarna vrij snel heb weggelegd om er niet meer naar om te kijken. Maar goed, terug naar RDR2.

Rockstar koos er verhaaltechnisch voor om een prequel te maken op deel 1. Dit is een nogal gewaagde keuze omdat lang niet iedereen deel 1 ook daadwerkelijk gespeeld heeft. Zonder voorkennis is RDR2 overigens ook prima te spelen, maar kennis over verloop van deel 1 is wel aardig om het verhaal extra diepte te geven. Mocht je 23 minuten de tijd hebben, deze YouTube video legt behoorlijk accuraat uit wat er in deel 1 gebeurde zodat je helemaal voorbereid aan de game start. Overigens heeft deel 1 geen enkele referentie naar de hoofdpersonage die je in RDR2 speelt: Arthur Morgan. Daarover later meer.

Wat wel opvallend is is dat Rockstar je al vrij snel in de game kennis laat maken met John Marston die – voor de goede lezer – dus de hoofdpersonage in deel 1 is. In deze missie zie je direct hoe Marston aan de littekens in z’n gezicht komt: hij is aangevallen door wilde dieren.

De game bestaat uit zes ‘chapters’ en het eerste chapter besteed veel tijd aan uitleg over het spelsysteem. Dat is bepaald geen overbodige luxe, want knoppen hebben meerdere functies en het kost even moeite voordat je kunt opstijgen, het juiste wapen kiest, met ‘dead eye’ afvuurt en bijvoorbeeld andere wapens of verrekijkers uit het menu tevoorschijn haalt. Dit is één van de kritiekpunten: de game laat zich niet altijd even soepel besturen en het wil wel eens gebeuren dat je ineens niet het juiste wapen hebt of dat je van je paard klettert doordat deze precies niet doet wat jij wil. Dat is misschien ook wel realistisch.

In chapter 1 zit je in de sneeuw, na een mislukte overval in Blackberry. De politie zit op je hielen en de bende bandieten waar je doet behoort moet schuilen in de kou. Je leert Dutch van der Linde kennen, de baas. Persoonlijk zat dit karakter mij al vrij snel in een irritatie-zone en deze verdween gedurende het spel bepaald niet. Verder trekt er een bonte stoet aan karakters voorbij, die lang niet allemaal een logische achtergrond krijgen, zelfs niet gedurende de game. Achtereenvolgens leer je Micah, Straus, Lenny, John, Hosea, Bill, Javier en vele anderen dus een klein beetje kennen. Net genoeg om missies te doen, net te weinig om ook enige empathie te ontwikkelen: daar zijn het er simpelweg veel te veel voor.

Een karakter dat ik niet onbenoemd wil laten is Sadie Adler. Sadie hoort niet tot de oorspronkelijke bendeleden maar wordt gevonden in een huis waar haar man is gedood door een rivalisende bende. Rockstart is er in geslaagd om ook een sterke vrouwelijke personage neer te zetten dat zich niet laat leiden door mannen. Dit is wat mij betreft een prestatie van formaat en het zou me zeer weinig verbazen als Rockstar een spin-off of DLC (uitbreiding) maakt met haar in de hoofdrol.

Goed, dan het verhaal. Want waar gaat de game eigenlijk over? De game is gesitueerd aan het begin van de 19de eeuw. De moderne wereld rukt op en het Wilde Westen loopt enigzins op z’n einde. De tijd van outlaws en bendes is eigenlijk een beetje voorbij. Dutch en de gang worden daarom continue achterna gezeten door de politie: de Pinkertons. Al vrij snel in de game wordt duidelijk dat de wereld aan het veranderen is maar dat niet iedereen even bereid is om ook mee te veranderen. Rockstar neemt uitgebreid de tijd om dit thema verder uit te diepen. Hierdoor zie je als speler al vrij snel dat de bende misschien wel z’n beste tijd heeft gehad. De koppige Dutch blijft er echter op hameren dat er nog één missie nodig is, één grote prijs voordat ze voor altijd kunnen verdwijnen. Zoals ik hierboven al schreef: deze zin herhaalt hij zo vaak dat dit op Reddit een soort van meme is geworden. Mij begon het al vrij snel in het spel enorm te irriteren, maar wellicht is dit ook met opzet zo gedaan.

De hoofdpersoon, Arthur Morgan is al van jongs af aan bij de gang, en speelt een ietwat naïeve en eendimensionaal karakter dat Rockstar uitstekend weet uit te bouwen gedurende het spel. In de uren speelplezier die volgen zie je een transformatie bij hem op gang komen die hem uiteindelijk beslissingen doen nemen waar hij anders waarschijnlijk niet achter had gestaan. Dit staat hier zo cryptisch om niet al te veel van het verhaal te verklappen.

De game zelf is prachtig. De paarden bewegen realistisch en de landschappen waar je doorheen rijdt zijn schitterend. Op diverse forums lees ik mensen die het spel vooral gebruiken om lekker te jagen, vissen en klooien, zonder al te veel de missies te doen. Het spel is dan ook geschikt om urenlang op beren, herten, zwijnen en konijnen te jagen of doelloos op je paard rond te rennen, postkoetsen overvallen of zelfs treinen. Rockstar heeft het spel een enorme hoeveelheid details meegegeven. Zo verrotten lijken wanneer je ze achter laat, en zul je af en toe een blinde bedelaar tegenkomen. Niet al deze bedelaars zijn ook echt blind, en je kunt dit controlleren door een pistool op ze te richten. Wanneer ze dan erg schrikken en wegrennen dan betekent dit dat ze niet blind zijn: de echte blinden blijven staan. Dit soort kleinige details maken het spelplezier des te groter. Ook zit de wereld vol met vreemde figuren die je onderweg tegenkomt, soms ook met zij-missies. Het is in ieder geval zo’n spel waarin je uren verdwaald kunt raken. Overigens heb ik er voor gekozen om dit niet te veel en te lang te doen. Mijn leven ten opzichte van 2010 is inmiddels ook zo dat er een vrouw en kind aandacht nodig hebben, dus urenlange speelsessies zitten er (gelukkig) niet meer in. Ik heb me enigzins beperkt tot de belangrijkste storyline, en die is prachtig.

Wat me wel opviel in de game is de moeilijkheidsgraad. Of liever: het gebrek daaraan. Het is mij zelden gebeurd dat ik missies meerdere keren moest overdoen omdat ik me er simpelweg wel doorheen kon schieten. De combinatie van de auto-aim en Dead eye is vrij accuraat, en er wordt door je vijanden ook niet heel erg scherp teruggeschoten. Een aantal keer had ik het wel wat lastiger, maar dat had dan vooral te maken met de verkeerde keuze aan geweren die ik de missie in had genomen. Kortom: ook voor een casual gamer is het allemaal prima te doen. Ik denk dat je de belangrijkste story mode in een uur of 20 prima uitspeeld.

Is er iets kritisch te zeggen? Tuurlijk! Genoeg zelfs. Rockstar heeft er voor gekozen om Arthur te voorzien van drie metertjes: de gezondheidsmeter, de conditie meter en de Dead Eye meter. Ook het paard heeft twee meters: gezondheid en conditie. Al deze meters moet je enigzins in de gaten houden en dit kan een ietwat vertragende factor hebben op de game, bijvoorbeeld omdat je moet slapen. Ook wordt je in het begin duidelijk gemaakt dat je moet jagen zodat je kamp niet verhongert, maar wanneer je dit niet doet dan zijn hier geen duidelijke consequenties voor. De camera draait niet altijd lekker mee, en dit kan er in gevechten op je paard voor zorgen dat je je tegenstander uit beeld verliest, dat kan ietwat frustrerend zijn, net als het feit dat je niet kunt rennen in je kamp. Dit soort kleine dingetjes kunnen wellicht door Rockstar nog wel wat aangepast worden, maar verder is dit een briljante game met een geweldige soundtrack. 

9/10

Gezien: Fastest car (Netflix)

Fastest car is een Netflix serie waarbij sleeper cars tegen een ‘echte’ raceauto racen. De winnaar gaat rijden in de finale in het opgedroogde El Mirage meer.

De makers hebben er voor gekozen om een echt staaltje Amerikaanse cultuur tevoorschijn te halen: mannen die in garages aan auto’s werken die er van de buitenkant normaal – nou ja, wat is normaal – uit zien maar eigenlijk monsters zijn op de racebaan; sleeper cars. Of nou ja: racebaan: ze kunnen vaak goed een paar honderd meter rechtuit rijden. Deze sleeper cars rijden iedere aflevering tegen een Ferrari, Pagani of een McLaren supercar.

Omdat iedere aflevering ruim 50 minuten duurt komen alle makers en verhalen aan het woord. En daar zitten best interessante figuren bij. Een jongen die beide benen verloor en toen zijn sleeper-car Lunchmoney bouwde.

Natuurlijk, er zitten ook wat echte Amerikaanse hillbillies bij, zoals de diesel Ram Van in de laatste aflevering die dikke zwarte rookwolken uitspuugt. Maar vaak zijn het toch mannen met een verhaal die dagenlang onder die auto’s liggen te prutsen. En dat is mooi.

Wat wat betreft de bestuurders van de Supercars: ook hier heeft het research team weer een gevarieerde cast van vreemde figureren bij elkaar gekregen. Maar het werkt allemaal wel.

Wat ook mooi is – voor het format – is dat de supercar lang niet alle races wint. Hierdoor blijft het tot de grote finale spannend.

Fastest Car is daarom een soort van slow-TV: iedere aflevering kent een climax (en soms een anti-climax) van de race waar zeer geduldig naar toe wordt gewerkt. Prima als je geinteresseerd bent in Amerikaanse cultuur, of snelle en bizarre auto’s.

7/10

Gezien: Outlaw King (Netflix)

Met meer dan 9 miljard dollar heeft Netflix het grootste productiebudget ter wereld, groter dan alle Hollywood studios bij elkaar. Dat moet ook nieuwe hits opleveren. Outlaw King is een film die er bij vlagen prachtig uit ziet. Maar daar blijft het dan ook bij.

De film verhaalt – waargebeurd – over Robert de Bruce die zichzelf koning van Schotland kroont en een oorlog start tegen de Engelse overheerser. Voor de goede orde, we hebben het hier over begin 1300. 

Zoals gezegd: het plaatje is fenomenaal, maar op de één of andere manier wou de film zelf mij maar moeizaam boeien. Er is weinig vaart en het verhaal blijft een beetje aan de oppervlakte hangen, ondanks dat er dus genoeg ingrediënten zijn om de film wel goed te maken zoals de prachtige decors en het goede acteerwerk.

6/10